– “Het was ook wel een heel groot en diep gat hè”. Ze trekt haar handschoenen aan en legt wat grof geschut klaar voor de halfjaarlijkse controle. Aan de gevulde kies die ruim een jaar na het vullen nog steeds gevoelig is, kan de tandarts niets meer doen. Althans, niets meer dan mij nog even wijzen op de complexiteit en omvang van het betreffende gat. Terwijl ik mijn kaken gewillig open sper, denk ik met een intens gevoel van zelfmedelijden terug aan de vorige winter.
Het jaar daarvoor lag ik in diezelfde witte kamer. Het was de enige keer dat mijn eigen tandarts toevallig afwezig was, waardoor zodoende een vervangende mannelijke tandarts boven mijn hoofd hing. Zo’n man die eigenlijk het liefst varkens zou slachten, maar van zijn ouders toch een meer gedegen opleiding moest volgen.
– “Moet het nog verdoofd worden?” vroeg hij. Een vraag die streng en kortaf werd gesteld en die ik meer interpreteerde als ‘ben jij nog een klein kind of niet?’. Vluchtig dacht ik aan mijn tante die altijd idolaat is over het vullen zonder verdoving en beweert daar niets van te voelen. Daarnaast herinnerde ik me dat ik bij mijn laatste keer vullen, met verdoving, erg jong moest zijn geweest. Onverdoofd vullen moest in ieder geval echt iets voor grote mensen zijn.
Ik mompelde iets als: “is dat verdoven alleen nodig bij kinderen? Hoe oud was ik bij de laatste keer vullen?”.
– “Nou, je voelt er weinig van. Eens kijken hoe oud je bij de laatste keer was. Twaalf” zegt de tandarts met onderbrekingen van muisgeklik en een zucht.
En die ‘twaalf’ was voor mij de bevestiging van mijn vermoeden: vullen mét verdoving was iets voor kinderen.
Alle details van wat daarop volgde ik niet meer. Ik weet alleen dat het erger was dan de keer waarop ik mijn ‘middenhandsbeen’ en mijn pols brak. Erger dan al mijn kneuzingen. Erger dan de keer waarop ik als 6-jarige onder de dikke gym-mat belandde. Maar, dit was voor mij als 18-jarige een schakel naar échte volwassenheid. Ik moest dit gewoon ondergaan zonder te protesteren, zoals iedereen in een voorbeeldige maatschappij alles maar op zijn beloop zou moeten laten. Ik herinner me dat hij na al het geploeter nog niet klaar was.
– “Oh. Het is toch nog niet helemaal goed gevuld”.
Ik herinner me dat ik probeerde te denken dat mijn lichaam een dood lijk was. Dat de fysieke pijn toch geen werkelijkheid was, dat mijn geest buiten mijn lichaam stond. Dat ik tot in de oneindigheid in mijn hoofd herhaalde “ik ben dood, ik kan niets voelen”. De fysieke pijn had mijn lichaam afgepakt, maar niet mijn geest.
Waarom ik tussendoor mijn hand niet opstak? Goed vooruit, ook een flink gebrek aan assertiviteit van mijn kant.
– “Dat stelde niet veel voor, toch?”
Ik knikte.
“GÈK!”, riep mijn moeder uit toen ik na afloop vertelde over mijn idee van onverdoofd vullen en volwassenheid. ‘GÈK!’, dacht ik toen mijn eigen tandarts een jaar later vertelde hoe moeilijk en diep het betreffende gat wel niet was. Maar, pas op de röntgenfoto van afgelopen donderdag kon ik het werkelijke formaat zien. Het gevulde gat beslaat bizar genoeg zo ongeveer de gehele lengte van mijn kies. Dat deed er nu echter nog maar weinig toe, want daar lag ik inmiddels als 22-jarige op de afdeling kaakchirurgie voor het trekken van een verstandskies. Het bleek echter om een lastige horizontaal gelegen verstandskies te gaan die gesneden moest worden en een eenvoudigere verstandskies die wel gewoon getrokken kon worden.
Nu wederom een man, maar wel een goedlachs, vlot figuur dat ongevraagd al direct na het handschudden zijn ogen sloot en vier keer herhaalde: “dit doet geen pijn, dit doet geen pijn”. Hij nam plaats en bekeek ruim 1 seconde de röntgenfoto.
– “Okay, van welke verstandskies heb je het meeste last? Dan halen we die het eerst eruit, de andere ergens in december”. Stomverbaasd zat ik daar, want nog nooit had ik last gehad van die apparaten achterin mijn mond.
– “Zullen we de makkelijke maar eerst doen? Dan kun je aan de pijn wennen”.
“Nee, doe de moeilijke maar meteen” zei ik. Een paar zware verdovingsspuiten volgden. Behalve dat ik na toediening van de verdoving begon te trillen als een parkinsonpatiënt, voelde ik inderdaad weinig van de daadwerkelijke behandeling.
Opgelucht en blij ging ik naar huis, want het ergste was nu wel achter de rug. Buiten poseerde ik voor het ziekenhuis nog even met mijn duim omhoog voor een foto. Een foto die uiteindelijk wel tien likes zou gaan krijgen op Facebook. Eenmaal thuis vond ik het toch best vreemd dat mijn soep tijdens het nuttigen zo direct weer mijn mond uit droop. Verbaasder was ik over de pijn enkele uren later opstak, al was het wel wat voorspelbaar vanwege de grote sinterklaaszak gevuld met pijnstillers die ik mee had gekregen. Pijnstillers die wat betreft werkzaamheid niets meer voor lijken te stellen dan Tic Tacs en die zo ook niet een gigantische hamsterachtige zwelling van mijn wang tegen konden gaan. Bijna huilend werkte ik een bordje bruine bonen in één uur tijd naar binnen. Het ergste, inclusief zwelling, zou zo’n 5 dagen moeten duren, maar nu zit ik al op dag 4 en voelt het nog steeds alsof Ringo Starr achterin mijn mond zit te jammen. Nooit had ik last van mijn verstandskies, maar wel nu hij weg is.
Al met al vind ik tandartsen en kaakchirurgen gewoon best apart volk. De ene tandarts is natuurlijk de andere niet, maar ze zijn allemaal best geheimzinnig. Ik geloof dat ze achter de schermen een boete krijgen voor het wijzen op eventuele pijn ten gevolge van behandelingen en dat ze een bonus krijgen voor elke keer dat ze een bedreiging van een (gezond) gebit opnoemen. Bij elk bezoek worden er zo veel mogelijk gadgets tevoorschijn getoverd, ook wanneer er niets aan de hand is. Desondanks heb ik heel veel bewondering voor het vak, zeker voor dat van de kaakchirurg.